Het definitieve conceptexamenprogramma Engels (en ook andere programma’s) heeft een nieuw concept ten opzichte van het oude programma: ervaringsdoelen. “In tegenstelling tot de vorige generatie gaat het […] om zowel beheersings- als ervaringsdoelen.” (Toelichtingsdocument, p. 5). Eindtermen zijn gelabeld met ‘E’ (Ervaring), ‘B’ (Beheersing), of ‘H’ (Hybride; een combinatie van de twee). Ondanks dat deze ‘ervaringsdoelen’ nieuw zijn, wordt er niet goed uitgelegd hoe een docent deze moet interpreteren.
Beheersingsdoelen zijn duidelijk. Men mag aannemen dat deze op dezelfde manier moet worden geïnterpreteerd als de oude doelen. Een doel moet in het PTA staan en worden afgerond. Afronding vindt plaats door middel van een toets of een praktische opdracht. De normering kan een cijfer zijn, maar ook een ‘handelingsdeel’: de leerling heeft het naar behoren afgerond. Als een leerling een beoordelingsmoment heeft gemist moet hij of zij dit inhalen. Een leerling mag alleen aan het Centraal Examen beginnen als het PTA compleet is.
Er is één domein uit het huidige programma waar weliswaar verantwoording voor moet worden afgelegd in het PTA maar geen beoordelingsmoment kent: Domein F -Oriëntatie op studie en beroep. Echter, dit domein kent geen eindterm.
De ervaringsdoelen in het nieuwe programma zijn wel gekoppeld aan een eindterm. De vraag is of deze doelen in het PTA moeten worden verantwoord. Moet de docent aangeven of een leerling voldoende ‘ervaring’ heeft ondergaan? Als een leerling een ‘ervaring gemist heeft, moet deze leerling deze inhalen? Wat als een leerling weliswaar aanwezig was bij de activiteit, maar zichtbaar geen prestatie heeft verricht? Moet een docent de leerling een nieuwe mogelijkheid bieden om de ‘ervaring’ in te halen? Kan het zo zijn dat een ervaring, bijvoorbeeld, slechts een half uur is in het gehele examentraject, met andere woorden, is er een kwantiteitseis bij een (rijke) ‘ervaring’?
Hybride eindtermen zouden nog problematischer kunnen worden. Welk deel van de eindterm is beheersing en welk deel ervaring? Laten we er een hybride Eindterm bij pakken:
Welk onderdeel moet ik als docent beoordelen? Of staat het mij vrij zelf te bepalen of ik het inzicht in taalleerprocessen beoordeel of de reflectie daarop, of allebei? Hoe gaat de inspectie dit beoordelen? Los van het feit dat ervaringsdoelen beter uitgelegd moeten worden, is het ook belangrijk om te weten welk deel bij hybride eindtermen beheersing is en welk deel ervaring.
SLO gaat niet over hoe iets beoordeeld wordt. Dat ligt bij de scholen en secties in het bijzonder. Echter, het is wel belangrijk voor de docenten en de inspectie om te weten hoe de ‘ervaringen’ gelezen moeten worden. Docenten willen zich voorbereiden op het maken van materiaal en weten in hoeverre de ‘ervaringen’ worden gemonitord door de inspectie. Je kunt alleen ontwerpen als je weet hoe je de doelen moet interpreteren en toepassen.
Uiteindelijk gaat het erom dat we leerlingen rijke ervaringen van taal willen meegeven, maar als docenten weten wij ook dat wij ons moeten houden aan het examenprogramma. Als docent wil ik houvast en concreet weten hoe een ervaring moet worden geïnterpreteerd, toegepast, en verantwoord. Alleen dan kan ik beoordelen of dit examenprogramma haalbaar is of niet.