Wanneer we feedback geven in het onderwijs denken we vaak in instructie gevolgd door een handeling waar feedback op wordt gegeven. Veelal zit er enige tijd tussen deze momenten. Toch zijn er leersituaties waarin instructie, handeling, en feedback in constante wisselwerking zijn omdat de taak niet gestopt kan worden. Dit is onder andere het geval bij de rijopleiding spoedrit bij de politie waarin aspiranten in een stroom aan dilemma’s in het moment keuzes moeten maken.
Het is zeker zo dat er vergelijkbare situaties zijn. Denk aan normale rijinstructies en je kind leren fietsen. Wat de spoedrit interessant maakt, is dat er een extra gevoel van haast en stress aan wordt toegevoegd. Je kunt niet even aan de kant gaan staan en een situatie bespreken. Je moet door. Instructeur Marco laat zien hoe je in deze situatie vanuit rust en duidelijkheid een aspirant door het leerproces kan begeleiden middels directe instructie en onmiddellijke feedback.
twee aspiranten
In de auto zitten twee aspiranten. Als ik stagiaires heb, heeft mijn voorkeur ook altijd twee studenten. Zo kunnen ze de handelingen die zij zelf moeten leren ook in werking zien bij de ander. Dit levert een andere perspectief op bij die handelingen, er vindt er een interessanter nagesprek plaats, en je kunt de studenten ook aan elkaar feedback laten geven.
instructie en feedback
Deze video van de politie rijopleiding spoedrit is dus interessant omdat instructie, handeling, en feedback een constante wisselwerking hebben. De aspirant kan niet stoppen met de taak en rustig nadenken over de feedback. Dit zorgt er wel voor dat instructie en feedback duidelijk en efficiënt gegeven moeten worden. De instructeur is rustig en duidelijk. Hij laat hiermee blijken controle te hebben over de situatie waardoor de aspiranten zich ook veilig voelen.
voorgesprek
De instructie begint met een voorgesprek over wat ze gaan doen. Dit maakt helder wat de verwachtingen zijn en waar de aspirant zich op moet richten. De instructeur geeft niet alleen informatie over de handelingen, maar ook over het gevoel bij die handelingen (wat bij spoedritten natuurlijk belangrijk is): “En bedenk ook maar eens dat als je dan zo'n melding krijgt van een reanimatie, dan ga je haast krijgen en dat doet wat met je in het verkeer” (0:28). Dit wordt teruggepakt tijdens de taak: “ontspan” (1:37) en “alles vanuit die rust” (7:50).
instructiecirkel
Een interessant moment over dit onderwerp zie je bij de tweede aspirant. Het verkeer staat stil en de politiewagen kan er niet door: “Blijf staan. Dat is lastig, hè? Kijk, nu heb je ruimte” (15:07) en dit wordt teruggepakt in het nagesprek: “En dat is wat optische en geluidssignalen met je doen. Er wordt toch haast in jouw hoofd gecreëerd. En als je die drang kunt weerstaan dan ben je effectief bezig” (18:19). Hier pakt de instructeur ook weer terug waarmee hij zijn instructie begon: “van zo’n melding ga je haast krijgen”. Hiermee is de instructiecirkel rond.
gevoel
De instructeur benoemd hier ook het gevoel van aspirant zodat deze zich begrepen voelt. Maar na deze erkenning geeft de instructeur wel duidelijke instructie hoe met de situatie om te gaan. De aspirant kan dit direct toepassen in een volgende situatie.
instructie of feedback
Tijdens de rit is iedere situatie weer een nieuwe puzzel voor de aspirant om op te lossen. Bij iedere puzzel besluit de instructeur om instructie te geven of eerst de aspirant de situatie te laten benaderen en daarna feedback te geven. De instructeur kan er ook voor kiezen in te grijpen. Dit is constant op hoog tempo laten initiatief nemen en vertrouwen geven aan de aspirant.
Een typisch instructiemoment is bij 3:39: “Nu zit er achter die witte auto ook nog een auto. Dat noemen ze een afdekrisico. Daar kan dus een ongeval uit ontstaan, omdat ze je niet zien en horen. Daar gaan we ook rekening mee houden.” Hij benoemt de term ‘afdekrisico’ even later weer: “Je bent minder overzichtelijk. Afdekrisico” (4:28). Dit zorgt ervoor dat het eerste instructiemoment beter blijft hangen; het welbekende ‘spaced learning’.
feiten
De instructeur stelt ook wel eens een korte feitenvraag: “Hoe hard mogen wij?” “110” “Yes” (4:36). Dit is geen feedback op het handelen (de aspirant is al aan het optrekken), maar een feitencheck. Dit soort weetvraagjes zorgen er wel voor dat de aspirant getraind wordt dit soort vragen aan zichzelf te stellen wanneer hij zelfstandig rijdt. Het is constant reflecteren op je eigen handelen.
complimenten
De instructeur geeft complimenten daar waar de aspirant het verdient, soms gevolgd door feedback: “Goed zo. Dus die laatste kilometers, die rem jij er nog eventjes uit. Het is goed dat je dat doet, maak er één rembeweging van” (5:25). Intonatie en toon zijn hier ook belangrijk. Daarin kan je oprechtheid tonen. Een mooi voorbeeld hiervan is bij 8:45: “Ja, precies. Goed zo. Kijk, netjes. Dit is hoe je met optische en geluidssignalen rijdt. En hop, gas erop. Zo hoort hij.” Die kan de aspirant mooi in zijn zak steken.
expertise tonen
De instructeur kan zijn expertise tonen in kleine, situationele momenten. Dit draagt bij in het vertrouwen van de aspirant in de instructeur: “Zie je? Ze gaan remmen. Als mensen gaan remmen, zijn ze aan het nadenken” (8:40) en “Geef mensen de tijd om aan de slag te gaan, weer die flitspaal. Dus het is heel goed mogelijk dat mensen niet door rood willen rijden” (6:52).
afsluitend gesprek
Er vindt een afsluitend gesprek plaats en in dat gesprek wordt er op de belangrijkste punten gereflecteerd met een ‘feed forward’. Bij de eerste aspirant is er een feed forward om soms net even wat assertiever te zijn (12:54) en bij de tweede aspirant is er compliment om iets te behouden (open ruimte op tijd zien) (18:03). Daarna sluit de instructeur af met algemene feedback naar beide aspiranten over rust bewaken bij spoedritten.
cognitieve overbelasting
De instructeur laat de aspiranten niet alles tegelijkertijd doen. Hij bepaalt de route (0:19) en regelt de optische geluidssignalen (0:52). Dit voorkomt cognitieve overbelasting. Rijden met ‘zwaailicht’ vraagt om een intense aandacht voor allerlei zaken die in het moment op je af komen. Voor de aspirant kan dit overweldigend zijn. Door de taak af te bakenen en te richten op enkele leerdoelen, wordt ervoor gezorgd dat aspiranten zich op die doelen kunnen richten.
Dit heeft te maken met het feit dat je werkgeheugen slecht 5 tot 7 items kan vasthouden. Als je aan te veel dingen moet denken, en nog te weinig in je langetermijngeheugen zit of is geautomatiseerd, raken je hersenen overbelast en kan je niet meer leren.
Het is interessant om te zien dat de instructeur vanaf 9:30 de taak complexer maakt: “We gaan hier rechtdoor maar dan wil ik naar de Euromast. Het staat op de borden” (9:28). Hiermee krijgt de aspirant een toevoeging bij zijn taak: hij moet ook gaan nadenken over de route. Dit kan omdat de aspirant de basis een paar keer heeft doorlopen. Hij krijgt vertrouwen en de taak wordt uitgebreid.
codewoorden
Codewoorden helpen om complexere situaties of handelingen samen te vatten in één woord of zinsdeel. Codewoorden zorgen ervoor dat je snel iets duidelijk kunt maken. Deze gedeelde taal helpt ook in de communicatie tussen instructeur en aspirant. Beide gebruiken dezelfde codetaal.
Een aantal woorden die veel worden herhaald zijn: “maak je jezelf breed” (zet je voertuig duidelijk in het midden van de weg om ruimte te claimen), “duidelijk in lichaamstaal” en “waar je neus naar toe gaat, gaan ze ruimte voor je maken” (laat duidelijk zien waar je met je auto naar toe wilt), “blijven rollen” (voertuig in beweging laten blijven), “20 over de stopstreep/bij rood” (snelheid terugbrengen naar 20km/uur bij rood om overzicht en rust te creëren), en “weg van de minste weerstand” (zoek een weg waar je makkelijk, zonder te veel handelingen, door kunt rijden).
gedachten uitspreken
De eerste aspirant zegt wat hij denkt. Hierdoor kan de instructeur zijn keuzes beter begrijpen en de argumentatie in het moment beoordelen. Dit begint al aan het begin van de video (1:13): “Van links kan het sowieso niet komen.” “Goed zo.” “Dus dan kan ik mee met het verkeer naar de eerste. Rechts staat ook nog stil. Ik ga langzaam over de stopstreep.” Het voordeel van deze communicatie zie je bij 11:20: “Euromast is hier links.” “Nee, niet hier links,” reageert de instructeur. De aspirant vertelt wat hij van plan is zodat de instructeur op tijd kan ingrijpen.
Het uitspreken van je gedachten helpt ook bij het aanleren van routines. ‘20 over de stopstreep’ en ‘de weg van de minste weerstand’ worden een mantra die de aspirant nog lang in zijn carrière zal meenemen. Herhaling van handelingen helpen bij automatiseren. Hierbij kan ook sprake zijn van ‘overleren’: iets blijven oefenen ook al weet je het al. Dit helpt bij het vasthouden van die informatie op de lange termijn.
onmiddelijke feedback?
Ik gaf in mijn artikel over AI feedback aan dat het (kort) uitstellen van feedback betere leeropbrengst voor de lange termijn oplevert dan onmiddellijke feedback. Toch zie je in dit voorbeeld dat er direct feedback wordt gegeven met als doel een verandering in het moment te creëren. Beide insteken kunnen waardevol zijn, afhankelijk van de situatie.
In deze video gaat het om keuzes die in je het moment moet maken. Het zijn constante dilemma’s die een oplossing vragen. Na of tijdens zo’n dilemma krijg je feedback zodat je dat direct in het volgende dilemma kunt toepassen. Het is een feedbackproces maar dan versneld. Dit werkt omdat er veel nieuwe situaties zich snel weer voordoen.
Dit is anders wanneer je feedback geeft op een schrijfproduct. Wanneer een docent of AI tutor direct feedback geeft op een zin of woordkeuze, vindt er geen dieper denkproces plaats dat nodig is bij schrijven. Schrijven gaat over weloverwogen keuzes. Het is een stap terug te doen, je product van een afstand bekijken, en bepalen of er verbetering mogelijk is. Als daar constant directe feedback op wordt gegeven, kan je je schrijftaak niet met deze overwegingen benaderen. Je denkproces wordt verstoord of zelfs overgenomen.
voor het klaslokaal
Wat kunnen we meenemen uit deze video voor de lespraktijk op school?
Wees rustig en geef helder je leerdoelen.
Laat leerlingen hardop denken wanneer ze vastzitten.
Bewaak cognitieve overbelasting; maak keuzes in wat je leerlingen wilt leren.
Bouw de taak uit wanneer je denkt dat de leerling het aan kan.
Maak in je verbale en schriftelijke feedback gebruik van codewoorden om het efficiënt te houden en mantra’s te creëren.
Pak aan het einde terug waar je mee was begonnen (instructiecirkel).
Benoem eventuele emoties bij de leerling (bijvoorbeeld frustratie) en vervolg dat met instructie.
Geef oprechte complimenten en besef dat toon en intonatie daar invloed op hebben.
Besef dat feedback veelal een gesprek is. Er moet wederzijdse communicatie plaatsvinden.
Meer weten?
Kneyber, René, Sluijsmans, Dominique, Wilde, Bianca, Devid, Valentina, Formatief handelen: Van instrument naar ontwerp, 2022
Tim Surma, Kristel Vanhoyweghen, Dominique Sluijsmans, Gino Camp, Daniel Muijs, Paul A. Kirschner, Wijze Lessen: Twaalf bouwstenen voor effectieve didactiek, 2019 (gratis dowload)
Stijn Vanhoof en Geert Speltincx, Feedback in de klas: Verborgen leerkansen, 2021