Deze maand verscheen in Levende Talen Magazine (LTM) het artikel van Johan Graus over de voortgang van de nieuwe examenprogramma's voor de moderne vreemde talen (“Van visie naar Verwezenlijking: Nieuwe examenprogramma’s voor de vreemde talen”, LTM, april 2025). Daarin uitte ik mijn zorgen over de overladenheid van het nieuwe programma voor Engels. In dit artikel wil ik dieper ingaan op die zorgen.
Als leraar Engels op een categoraal gymnasium, richt ik mij vooral op het examenprogramma Engels VWO, maar ook voor de andere vreemde talen en de HAVO kan dit artikel interessant zijn.
Geschiedenis
Hoe zat het ook alweer? In 2014 werd Onderwijs2032 gestart, een onderwijsvernieuwing met een focus op de '21ste -eeuwse vaardigheden'. Dit sneuvelde door gebrek aan draagvlak in het onderwijsveld. Er waren zorgen over de uitvoerbaarheid en de aansluiting op de praktijk. In 2018 volgde Curriculum.nu met als doel het ontwikkelen van een nieuw programma met een brede betrokkenheid uit dat onderwijsveld. Opvallend genoeg werd Curriculum.nu door de Tweede Kamer stopgezet na hoorzittingen met mensen uit dat onderwijsveld die aangaven dat het programma te veel gericht was op generieke vaardigheden ten koste van (domein)kennis.
De huidige actualisatie van de examenprogramma's begon in 2022 en is dus de derde poging ons onderwijs te moderniseren. Het heeft ondertussen ook al wat hobbels achter de rug, maar vanaf september van dit jaar (2025) gaan de beproevingen van start. Dit zijn pilots uitgevoerd door leraren die delen van het nieuwe examenprogramma gaan testen. Met behulp van deze uitkomsten gaat er nog wat bijgeschaafd worden en daarna zullen de nieuw examenprogramma's worden vastgesteld.
Ook zijn Digitale Geletterdheid en Burgerschap toegevoegd aan de actualisatie. Deze worden los van de examenprogramma's ontwikkeld en gerealiseerd, maar hebben wel een verbinding. Zo is er een voorlopig conceptprogramma VO onderbouw waar de examenprogramma’s voor de bovenbouw op zullen aansluiten, maar dan geïntegreerd in de verschillende vakken.
Doel van actualisatie examenprogramma's
Er waren verschillende redenen om de examenprogramma's te vernieuwen: de programma's moesten meer aansluiten op de huidige maatschappij (het huidige programma stamt uit 1998), er was een wens om meer burgerschap en digitale geletterdheid in het onderwijs te realiseren, er moest meer samenhang tussen de vakken komen en een doorlopende leerlijn, het moest kansengelijkheid en doorstroming naar het vervolgonderwijs bevorderen, en het nieuwe examenprogramma moest de overladenheid van het programma verlagen.
Het is interessant op te merken dat er aan de ene kant meer moet en aan de andere kant het doel is de overladenheid bij leerlingen en leraren te verminderen. Zoals we zullen zien gaat dit elkaar bijten: er gaat niets uit; er komt alleen meer bij.
Wat er blijft
Het niveau van Engels (de taalvaardigheid) blijft in het nieuwe programma hetzelfde. Wel wordt het Europees Referentie Kader (ERK) meer betrokken. Taalvaardigheid valt in het nieuwe programma onder domein A: ‘Communicatie’ en bevat domeinen A, B, C, en D uit het huidige programma. Het nieuwe domein A is meer uitgewerkt, maar lijkt niet echt verzwaard te zijn.
Subdomein C1 gaat over cultuur en daarmee ook literatuur. Eindtermen 16 en 17 lijken meer op verheldering van het huidige domein E: Literatuur in plaats van een toevoeging. Zo is er, bijvoorbeeld, verduidelijkt dat het gelezen werk oorspronkelijk in het Engels geschreven moet zijn (Eindterm 17). Opvallend is wel dat de eis van de huidige "3 literaire werken" in het huidige programma niet meer terugkomt. Er wordt geen aantal meer genoemd.
Je zou kunnen zeggen dat domein A en subdomein C1 (en in zekere mate Eindterm 14: "digitale hulpmiddelen in de communicatie in het Engels"en Eindterm 15: "vervolgopleiding", respectievelijk domeinen E en F in het huidige programma) een meer gedetailleerde uitwerking zijn van het huidige examenprogramma. Je kunt niet echt spreken van een verzwaring of verlichting. Soms is er iets toegevoegd, zoals Eindterm 2: “creatief gebruik van Engels”, maar bij elkaar zouden deze eindtermen op zichzelf een goed bijgeschaafd, verduidelijkt, en geactualiseerd programma zijn.
Wat erbij komt
De toevoegingen zijn vooral te vinden in domein B: 'Taalbewustzijn' en subdomein C2: 'Cultuur in de maatschappij’. Ik zal deze domeinen niet in detail bespreken, maar in principe komt het neer op een beter bewustzijn van de Engelse taal als fenomeen. Het gaat om rekening houden met de ander, bewust zijn van meertaligheid van de leerling en die van anderen, op de hoogte zijn van cultuurgebonden aspecten in connectie met taal, inzicht verkrijgen in overeenkomsten en verschillen tussen talen, maar ook taalvariatie binnen de Engelse taal zelf.
Interessant detail is dat Digitale Geletterdheid er met één eindterm maar bekaaid vanaf komt, terwijl Burgerschap, als je kijkt naar de hoeveelheid Eindtermen, bijna een derde van het nieuw programma in zal nemen. Niet dat ik meer Digitale Geletterdheid wil. Ik denk dat Eindterm 14 de lading voldoende dekt, al zou ik wel wat bijschaven aan de details. Echter, de rest van domein B en subdomein C2 mag wel wat minder.
Het is dan ook hier dat de actualisatie naar mijn mening uit de bocht vliegt. Want behandeling van deze eindtermen legt (voor een groot deel) beslag op lestijd voor domein A en subdomein C1. Dit betekent minder focus op taalverwerving waar de zwakkere leerling de dupe van zal zijn. Ook kan het voor cognitieve overbelasting zorgen bij zowel de leerling als de leraar. De leraar moet leerlingen meer aanleren en de leerling moet meer beheersen binnen dezelfde tijd. Dit is alleszins geen verlichting van het examenprogramma Engels, maar een verzwaring.
Deze zorg wordt ook genoemd in het toelichtingsdocument conceptexamenprogramma's: "Van de drie domeinen communicatie, taalbewustzijn en cultuurbewustzijn was domein B - taalbewustzijn het meest nieuwe, met de voor het veld meest onbekende inhoud ten opzichte van de huidige examenprogramma's. Begrijpelijkerwijs leverde dit domein dan ook veel vragen op bij de advieskring en werd dit onderdeel door sommigen als verzwaring gezien van het curriculum. Anderzijds werd het belang van dit onderdeel door velen onderschreven, en daarmee de mogelijkheid om aan deze inhouden de aandacht te geven die ze verdienen door ze in een apart domein te beschrijven. [...] De inhouden van dit domein en de vraag in hoeverre de inhouden passend zijn uitgewerkt voor de verschillende schoolsoorten en leerwegen moeten dan ook goed worden meegenomen in de fase van beproeving." (pp. 53-54).
Er is hier een spanningsveld tussen wat we belangrijk vinden en de beschikbare tijd. Men lijkt te willen accepteren dat leraren en leerlingen een verzwaard programma zouden kunnen krijgen omdat men de toevoegingen belangrijker vindt dan de verzwaring. Hoe dit spanningsveld moet worden gewogen in de beproevingen wordt niet duidelijk gemaakt.
De Achilleshiel van de beproevingen is dat niemand het gehele programma beproeft, maar iedereen een onderdeel uitwerkt. Er moet dus goed gekeken worden naar de optelsom van alle beproevingen en dan besloten of het haalbaar is. En als het theoretisch precies past, past het in de praktijk niet. Er moet ademruimte blijven.
Over belangrijkheid gesproken, waarom zegt het nieuwe examenprogramma Engels VWO niets over academische vaardigheden? Waarom is ervoor gekozen om wel de verdieping te zoeken in taalbewustzijn maar niet voor verkenning van Engels in academische context? De uitgebreide aandacht voor taalbewustzijn en cultuur en het gemis van academische vaardigheden in het Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs is mij een raadsel. Het voelt als een gemiste kans dit eindelijk recht te zetten.
Waarom SLO denkt dat dit geen verzwaring hoeft te zijn
Het toelichtingsdocument gaat in op de uitvoerbaarheid: "De vakvernieuwingscommissie gaat er vanuit dat de geactualiseerde examenprogramma's, met deels nieuwe inhouden, geen verzwaring voor de onderwijspraktijk hoeven te betekenen. Dat zal in de fase van beproeven ook nog onderzocht worden." (p. 25)
In de eerste plaats denkt SLO dat er meer geïntegreerd kan worden. Eindtermen kunnen gecombineerd worden in één opdracht. Dit is ook wat Dönszelmann als reactie geeft op mijn zorg voor verzwaring: "Taal- en cultuurbewustzijn hangen samen met taalvaardigheid en komen niet in plaats van." ( LTM, april 2025, p. 21). Taal is natuurlijk inherent verbonden met cultuur, maar blijkbaar moet er beter gewaarborgd worden dat deze connectie expliciet wordt gemaakt.
Een opdracht complexer maken kan een cognitieve verzwaring betekenen voor de leerling. Het doel van, bijvoorbeeld, het lezen van een tekst is dan tweeledig geworden: taalverwerving (domein A) en taalbewustzijn (domein B). Dit gaat verder dan Dönszelmanns suggestie dat je simpelweg de inhoud van een luisteroefening aanpast naar een onderwerp van taalbewustzijn. De onderwerpen die taalbewustzijn zou vervangen waren geen onderdeel van een examenprogramma. Taalbewustzijn is dat wel.
Aan de ene kant wordt Taalbewustzijn belangrijk gevonden, maar aan de andere kant lijkt het er ook even tussen geschoven te worden. Er lijken hier twee paden te worden bewandeld: “het is belangrijk genoeg om een inhoudelijke verzwaring te rechtvaardigen” en “het stelt niet zoveel voor; je kunt het er een beetje bij doen.”
Wil je stof eigen maken, taalbewustzijn laten beklijven in het langetermijngeheugen, betekenisvol maken, dan gaat daar een proces aan vooraf dat verder gaat dan een tekstje lezen over taal. Het eigen maken van kennis heeft tijd en ruimte nodig. Het klinkt meer alsof er vinkjes gezet moeten worden bij de inhoud van lesstof: gaat er lesstof over een eindterm, dan kan je een vinkje zetten. Maar dat is niet leren, dat is niet begrijpen, dat is niet beheersen. Als het zo makkelijk was, biedt dan een aantal eindexamenteksten over taalbewustzijn aan en vink daarmee het onderwerp af.
Meer toetsen en lesmateriaal moeten in het nieuwe programma gaan over taalbewustzijn en cultuur. En dan niet alleen bij Engels, maar bij alle Moderne Vreemde Talen. Het risico is een verschraling en herhaling in het inhoudelijke aanbod van de talen. Dit is echter wel wat SLO voorstelt: "Inhouden en vaardigheden van de drie domeinen A - communicatie, B - taalbewustzijn, en C - cultuurbewustzijn worden in samenhang getoetst." (toelichtingsdocument, p .37). Als dit geen verzwaring is, dan is het op zijn minst een vernauwing van inhoud in je toetsing en je lesmateriaal: een behoorlijk deel moet gaan over taal- en cultuurbewustzijn. En niet alleen bij Engels. Of volstaat één tekst over taalbewustzijn voor twee jaar?
Als tweede oplossing voor het voorkomen van een verzwaring is: ICT. Hoe dat precies vorm zou moeten krijgen blijft vaag: "het is aan te bevelen te onderzoeken in hoeverre de inzet van digitale technologie kan bijdragen aan het verminderen van de [correctielast]." (toelichtingsdocument, p. 45). Aan de ene kant wil SLO dat toetsen complexer worden door domeinen met elkaar de integreren, maar aan de andere kant zoekt zij de oplossing in het nakijken van die complexe toetsen in ICT. Dit is iets waar ICT, vooralsnog, niet echt goed in is (en nee, AI is niet de oplossing, gezien de EU AI Wet en een aantal nuchtere morele bezwaren).
Samengevat
Het valt niet te ontkennen dat er meer bijkomt. De oplossing wordt gezien in meer integratie in lesmateriaal en toetsing (hogere cognitieve belasting). Dit zorgt voor een verschraling en herhaling van onderwerpen die behandeld worden bij Engels en de andere talen. Daarnaast zou ICT kunnen helpen, al is niet duidelijk hoe.
Wat is goed genoeg: het probleem met de Ervaringen
Met het nieuwe programma komen ook nieuwe termen: beheersing, ervaring en hybride. "Beheersingsdoelen [...] beschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen" (Conceptkerndoelen moderne vreemde talen, p. 9). Beheersing moet gemeten worden, dit betekent door middel van toetsing of op een andere manier afgesloten waaruit blijkt dat de leerling het Eindterm eigen heeft gemaakt.
"Ervaringsdoelen [...] beschrijven welke inspanning we van leerlingen verwachten". (Conceptkerndoelen moderne vreemde talen, p. 9). Ervaringsdoelen hoeven dus niet gemeten te worden. Aanwezigheid en een inspanning zijn voldoende. Het is onduidelijk wat een leraar moet doen als een leerling een ervaringsactiviteit heeft gemist. Moet de leerling dit inhalen?
Ook de connectie tussen het PTA (Programma van Toetsing en Afsluiting) en Ervaringen wordt niet uitgelegd. Moet een Ervaring in het PTA worden opgenomen? Wat moet de schoolinspectie met Ervaringen? Dit soort praktische vragen blijven onbeantwoord.
Wat veel problematischer is, is dat ervaringen niet geduid worden. Daar waar domein A (Communicatie) het ERK gebruikt om kwaliteit te waarborgen, mist dat bij de Ervaringen. Als Ervaringen niet in het PTA komen, wie controleert dan de school wat zij nu eigenlijk met die Ervaringen doet? Ervaringen zorgen voor onduidelijkheid en mede daardoor ook voor potentieel grote (kwaliteits)verschillen tussen scholen. En als een Ervaringen slechts “snuffelen aan stof” is, wat doet het dan in een examenprogramma?
Je zou in theorie een tekst door AI kunnen laten generen over taalbewustzijn, multiple-choice vragen bij laten maken, leerlingen laten reflecteren, en alles binnen één les laten afronden. Waarom niet leerlingen zelf even loslaten op het internet met een vraag over taalbewustzijn? Even een lesuurtje achter een computer laten hangen. Je komt er hoogstwaarschijnlijk goed mee weg.
Als je taalbewustzijn en cultuurbewustzijn belangrijk vindt, maak er een beheersing van met een curriculum en een leerlijn. Ervaringen voelen als iets dat over de schutting wordt gegooid omdat je vindt dat de buurman er iets mee moet. En dan hebben we het nog niet gehad over 'hybride': een onduidelijke mix van ervaring en beheersing binnen een Eindterm. Wat moet er hiervan in het PTA, wie bepaalt dit, en hoe kan de inspectie dit controleren? Moet de inspectie hybride eindtermen controleren?
Handreiking SLO
Ondanks het feit dat ik het afgelopen halfjaar behoorlijke kritiek heb geuit op het examenprogramma, heeft SLO wel contact met mij opgezocht en hebben we ondertussen een goed inhoudelijk gesprek gehad. Dit heeft ervoor gezorgd dat ik meer betrokken ben geraakt bij de actualisatie van het conceptexamenprogramma Moderne Vreemde Talen en hoop een waardevolle bijdrage te kunnen leveren.
Dit programma gaat er komen. Na meer dan 20 jaar moet er ook wel een modernisatie komen. Als we als onderwijsveld een nieuw debacle zoals die van Onderwijs2032 en Curriculum.nu willen vermijden, dan moeten we niet alleen kritiek uiten, maar constructief meedenken aan de vorming van ons onderwijs.
Naar oplossingen
Een deel van de oplossing voor VWO ligt in het feit dat we de vierde klas meer bij het conceptexamenprogramma kunnen betrekken. Zo kan je een groot gedeelte van de ervaringen en hybride eindtermen in klas 4 al behandelen en in kleinere opdrachten in klas 5 en 6 terug laten komen. Zo blijft domein A in het examen- en voorexamenjaar gewaarborgd.
Hier ligt dan wel een probleem voor de HAVO. Zij hebben niet dat vierde leerjaar als uitwijkmogelijkheid. Ik zou dan ook willen pleiten voor een kleiner domein B voor de HAVO om zorg te dragen dat de kwaliteit van taalvaardigheid niet (verder) onder druk komt te staan.
Een andere oplossing zijn kleine opdrachten verbonden via een leerlijn. Opdrachten die niet meer dan 15 minuten in beslag nemen maar wel duidelijk gekoppeld zijn aan elkaar, denk aan één á twee opdrachten per maand, waarborgen de kerndoelen, zonder al te veel lestijd in te leveren. Een kleiner, meer gefocust domein B zou hierbij helpen.
Als domein B kleiner wordt, kunnen de ervarings- en hybride eindtermen naar een beheersing eindterm. Dit hoeft niet te betekenen dat er overal een cijfer aan moet worden geplakt. Je zou kunnen werken met handelingsdelen. Dit is een bestaand concept in het PTA dat iedereen kent en de lading beter dekt dan een ‘ervaring’. Op deze manier kunnen ‘ervaring’ en ‘hybride’ helemaal uit het examenprogramma. Dit zorgt voor duidelijkheid en betere borging.
Ervaringsdoelen en handelingsdelen vragen niet om complex correctiewerk. Dus ik zou adviseren deze eindtermen niet te integreren in één toets met eindtermen uit domein A, zoals SLO voorstelt, maar juist veelal los te koppelen om de correctiedruk te beperken. Het kost meer tijd een complexe opdracht na te kijken en te verantwoorden dan een ervaring of handelingsdeel af te vinken.
Conclusie
Het conceptexamenprogramma's Moderne Vreemde Talen is een inhoudelijke verzwaring. Dit zal ook weer meer van leraren vragen om te implementeren en vorm te geven. Mijn advies zou zijn om domein B en subdomein C2 te comprimeren, net als dat het kerndoel ‘Computational Thinking bij Digitale Geletterdheid nu is ondergebracht bij kerndoel ‘Programmeren’. Door het programma te verkleinen komt er ruimte in de lessen om taalbewustzijn de aandacht te geven die het nodig heeft. Snoeien in deze domeinen zal de inhoud meer tot bloei laten komen zodat alle eindtermen tot hun recht komen. De vraag is, wie pakt de schaar op?